Dag 9

Vive le camino! Aflevering 9.

Zoals een feniks verrijst uit zijn as, zo stapte ik eergisterenavond uit mijn bezweette lakens, koelde af, trok mijn stoute slippers aan en ging op verkenning door de schone straten van Castres. Dankzij gegrild vlees uit de streek (dat vegetarisme laten we even achterwege) en huisgemaakte frietjes kwamen we opnieuw op krachten. Daarmee was eergisterenavond gevuld.

Meer nog dan in die gîte met de vier slaapkamers, drie badkamers en landelijke open keuken voor mij alleen, voel ik me als een koning op mijn hotelkamertje op de bovenste verdieping met de Van Goghs in het gangpad. Alsof de kamer mij heeft uitgekozen. Kijk ik door het raam, dan kijk ik uit op de grootste troef van deze stad: de kleurrijke Venetiaanse leerlooiers- en perkamentiershuizen die vanop hun massieve overwelfde ruien half boven de rivier uitsteken. Een bureau bij het raam maakt het tot een gedroomd kamertje voor schrijvers. Ach, dat is het ongetwijfeld voor iedereen. Uitgerekend deze kamer is voorbehouden aan pelgrims omdat die kleiner zou zijn dan de andere. Met een als gegoten tweepersoonsbed hoeft ze er allerminst een complex aan over te houden. De huurder van deze exclusieve suite mag bovendien rekenen op verminderd tarief. Die praktijk van positieve discriminatie geldt vrijwel overal op de camino.

Als de zon onder is, open ik de luiken helemaal en bevestig ze aan de buitenmuren met die traditionele herderinnenkopjes (ja, dat vergde opzoekwerk). Ik zie de lucht overgaan van helder oceaanblauw tot diepdonkerblauw. Donkerder komt het hier niet. En al dat blauw wordt zo veel blauwer door het complementaire gele schijnsel van de lantaarnpalen beneden. Het raam neemt bijna de hele ruimte tussen badkamer en achterwand in, waardoor het voelt alsof ik buiten slaap. Ongelooflijk dat gedurende drie dagen en twee nachten niet één vlieg, mug, daas of wesp de rust op mijn kamertje heeft verstoord. Vooral als je weet dat in de omringende bossen massalegers ervan ongeduldig klaarstaan om mij op te vreten.

Gisteren slenterde ik langs de loop van de Agout, dwars doormidden de stad, en staarde naar de bergen in de verte. Dat ik daar heb gelopen, lijkt haast onecht. Als in een lang vervlogen droom ben ik de bron van deze rivier, hoog verscholen in het Centraal Massief, voorbijgegaan. 's Avonds woonde ik een gratis openluchtconcert piano en viool bij onder de classicistische pilasters van het 17de-eeuwse Hôtel de Poncet. Ik bedacht dat eenzelfde tafereel zich ten tijde van Van Gogh, 130 jaar geleden, zou kunnen hebben afgespeeld. Op meer inspiratie is het voorlopig wachten. Dat zou pas een mirakel zijn.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.